Skip to main content

Lessen in Waarheid: Het Erkennen en Bevestigen van „Goed"

LES V

Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhooren; en gij zult uwe geloften betalen. Als gij eene zaak besluit, zoo zal zij u bestendig zijn; en op uwe wegen zal het licht schijnen. JOB 22 : 27, 28.

1. 't Is in de meeste gevallen niet voordat de mensch teleurgesteld en onbevredigd is door de uiterlijke omstandigheden, dat de drang in hem ontwaakt om in de geestelijke dingen door te dringen. De verwachting dat hij nog eens vrede en geluk zal vinden, is elk mensch ingeschapen en is niet anders dan een voorafschaduwing van de werkelijkheid.

2. „Onze wenschen, zegt men, hebben juist de maat
„Van onze mogelijkheden. Wie met alle macht
„Streeft naar der bergen hoogsten top,
„Voelt in dien drang een grootsche taak,
„'n Vertrouwen dat hij niet mag beschamen,
„En de kracht om op den top te komen,
„Waar zijn verlangen hem henen voert."

3. Die innerlijke drang waarvan men hier spreekt, is niet anders dan 't werken van God in ons. Evenals er in 't gewone leven verband is tusschen vraag en aanbod, of vraag en voorraad, zoo bestaat dat ook op geestelijk gebied. God's verlangen om ons geheel te vervullen, om ons van Zijn oneindigen voorraad te geven, is evenredig aan ons verlangen naar meer goed. Doch we moeten er om vragen. „Alle dingen die gij biddende begeert, gelooft dat gij ze ontvangen zult, en zij zullen u geworden." Dat wil zeggen: er is overloed van voorraad, doch tenzij wij or om vragen, dient deze ons tot niets.

4. Daar is een voor allen bereikbaar hoogtepunt van ons denken, waar wij ophouden te vragen, omdat wij inzien dat „Geest" alleen reeds de vervulling van al onze wenschen is. „Laat af en weet" staat er in de Psalmen, en zoo hebben ook wij enkel maar stil te zijn, in de volle zekerheid dat alles wat wij begeeren, ons reeds toebehoort. Deze verzekerdheid brengt dan van zelf het onzichtbare „goed" (of God, die de innerlijke Substantie van alle dingen is) juist in dien vorm te voorschijn, dien wij op dat oogenblik noodig hebben.

5. Om dat hoogtepunt te bereiken, zullen wij ernstig en vol vertrouwen de daartoe noodige stappen moeten doen, zelfs al schijnen ze ons in het eerst onnoo-dig, ja zelfs belachelijk toe.

6. „Bevestigen" beteekent met nadruk verklaren dat iets waar is, zelfs al bewijst oogenschijnlijk alles het tegendeel. We mogen al niet volkomen begrijpen, hoe iets dat menschelijkerwijze gesproken onmogelijk is, te voorschijn kan komen, enkel door te „bevestigen" dat het er is, maar we kunnen in ieder geval ons best doen, om zonder tegenstribbelen deze stelling voor ons zelf waar te maken.

7. Die Wondere Tegenwoordigheid die niet alleen in ons is, maar waarin wij leven en ons bewegen, is de Substantie, we zouden hier haast kunnen zeggen, de grondstof, van al wat we verlangen te bezitten — ja van oneindig meer dan we zelfs maar bij machte zijn om te begeeren, want „hetgeen het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord, en in het hart der menschen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien die Hem liefhebben."

8. Hoewel 't moeilijk is om de werking van geestelijke wetten duidelijk te verklaren, is 't toch een feit dat ons geloovig vertrouwend woord de macht heeft, om alle dingen in ons dagelijksch leven recht te maken.

9. Wij spreken het woord en bevestigen of bekrachtigen het vol vertrouwen, maar met de „vervulling" er van hebben wij niets te doen. „Als gij eene zaak besluit, zoo zal zij u bestendig zijn," zooals in den Bijbel staat. Wanneer wij met nadruk en standvastig iets bevestigen, dan kunnen wij de vervulling daarvan rustig aan God en aan Zijn onveranderlijke wetten overlaten.

10. De menschen die een grondige studie van de geestelijke wetten hebben gemaakt, zijn tot de overtuiging gekomen dat men zich niet alleen van het schijnbare „kwaad" kan bevrijden door er de macht en het bestaan van te ontkennen, maar zij hebben bovendien bevonden dat „goed" te voorschijn kan worden gebracht, door zonder ophouden en met nadruk te verklaren (te bevestigen), dat het er reeds is. In het eerste onderricht aan beginnelingen, wordt zeer de nadruk gelegd op het ontkennen van kwaad en het bevestigen van goed. Later, wanneer eigen ondervinding en innerlijke leiding hen op een hooger geestelijk peil zullen hebben gebracht, hebben zij geen vaste voorschriften meer noodig.

11. Wij hebben zóó lang in een wereld van leugenachtige en onware begrippen verkeerd, dat wij bepaalde oefeningen en het steeds opnieuw uitspreken van de Waarheid, hard noodig hebben, willen wij ooit „den nieuwen mensch aandoen."

12. Evenals wij dit in een vorig hoofdstuk voor de „ontkenningen" vaststelden, zoo zijn er ook voor het bevestigen van de Waarheid een vier- of vijftal allesomvattende formules, die een wonderbare uitwerking hebben.

13. 1 o. God is Leven, Liefde, Intellect, Substantie, Almacht, Al-Wijsheid, Alom-Tegenwoordigheid. Dit zult gij u uit de eerste les — de Verklaring van het Zijn — herinneren.

14. Wanneer gij deze „bevestiging" uitspreekt, en voor u zelf herhaalt, denk er dan aan dat elk ook het kleinste bewijsje van leven, liefde, verstand, macht of substantie, dat ge om u heen ziet, niets anders kan zijn dan een zekere hoeveelheid, of om 't zoo maar eens uit te drukken, een zekere hoedanigheid van God, die zich uiterlijk zichtbaar heeft gemaakt.

15. Tracht u dan vooral ook heel duidelijk voor te stellen wat 't beteekent, wanneer gij zegt dat God overal aanwezig, al-machtig en al-wetend is.

16. Indien God Alom-tegenwoordig is en Al-goed, waar blijft dan het kwaad? Als Hij Al-machtig is, kan er dan nog een andere macht naast Hem zijn in het heelal? Volgt hieruit niet dat gij u voor goed los moet maken van de oude leer, dat er nog een andere macht, (kwaad of duivel) is, die Gods plannen kan dwarsboomen en u kwaad doen?

17. Laat u niet in de war maken door het schijnbare kwaad dat gij om u heen ziet, maar houd onwrikbaar aan uw overtuiging vast en verklaar met nadruk, dat God „goed," al-omtegenwoordig is en het eenige wat bestaat. Dan zult ge zien dat het kwaad onmiddellijk plaats maakt voor het „goed," evenals de duisternis plaats maakt voor het licht en de dauw verdwijnt voor de ochtendzon.

18. 2o. Ik ben een kind, of een zichtbare openbaring van God; Zijn leven, liefde, wijsheid en macht stroomen onophoudelijk in en door mij heen. Ik ben één met God, en word door Zijn wetten geregeerd.

19. Wanneer gij deze bevestiging gebruikt, denk er dan aan dat niets -— geen gebeurtenis en geen mensch — zich bij mogelijkheid stellen kan tusschen u zelf, en de Bron van uw leven, wijsheid of macht, 't Is alles „met Christus (uw innerlijke Christus of Geest) verborgen in God." Alleen uw eigen onwetendheid of onwil kan u verhinderen om onbeperkten overvloed te hebben.

20. Wanneer gij, onverschillig hoe ziek of zwak ge u zelf ook voelt, uw oogen en gedachten vastberaden afwendt van den schijn, ze tot de Hoofd-Bron binnen in u keert, en kalm, en rustig en met volle overtuiging zegt: „dit vertoon van zwakte is een leugen; het leven, de wijsheid, de macht, die uit God zijn, stroomen nu, op dit oogenblik, door mij heen en zijn ook uiterlijk zichtbaar," dan zult gij spoedig gewaar worden, welk een verbazende omkeer dit gesproken woord in u teweeg brengt.

21. Noch door aanhoudend aandringen bij God, noch door voor u zelf de Waarheid te bevestigen, zult gij een tittel of jota kunnen afdoen van Gods houding tegenover u. Gij kunt enkel maar uw houding jegens Hem veranderen, die altijd de levende is. Door te verklaren dat gij één zijt met God, brengt ge u zelf in harmonie met de eeuwige Wet, die enkel het goede voor u wil en u nimmer zal schaden of straffen.

22. 3e. Ik ben Geest, volmaakt, rein en harmonisch. Niets kan mij pijn doen, ziek of bang maken, want Geest is God en Hij kan geen ziekte, pijn of angst hebben. Mijn werkelijke Zelf openbaart zich nu, op dit oogenblik, in mijn lichaam.
23. 4e. God werkt in mij om mij gewillig te maken in het doen van al wat Hij van mij verlangt. Hij kan niet falen.

24. Wanneer wij met volle overtuiging zeggen, dat Gods Geest ons drijft, om het goede te willen en te doen, dan zullen wij dat ook doen en omdat 't de Vader is die in ons werkt, zal niets ons mislukken. Wanneer wij iets, wat 't ook wezen moge, van den Vader vragen en met overtuiging verklaren dat 't al reeds is geschied, dan kunnen wij zeker zijn dat 't ook gebeuren zal.

Duidelijkheidshalve laten wij hier de vier alles omvattende formules van „bevestiging" nog eens volgen:

25. 1e. God is Leven, Liefde, Verstand, Substantie, Almacht, Al-omtegenwoordigheid, Al-wetendheid.

26. 2e. Ik ben het kind of de zichtbare openbaring van God; Zijn leven, liefde, wijsheid, macht stroomen onophoudelijk in en door mij heen. Ik ben één met God, en word door Zijn Wetten geregeerd.

27. 3e. Ik ben Geest, volmaakt, rein, harmonisch. Niets kan mij kwetsen, ziek of bang maken, want Geest is God, en God kan niet ziek en bang zijn of pijn lijden. Ik openbaar nu, op dit oogenblik, mijn ware Zelf.

28. 4e. God werkt in mij om alles te willen en te doen, wat Hij van mij verlangt; daarom kan ik ook niet falen.

29. Prent elk van deze formules goed in uw geheugen, zoodat ge ze ten allen tijde voor u zelf kunt opzeggen en herhalen. Zij zullen u op de meest verrassende wijze verlossing brengen uit toestanden, waar alle menschelijke hulp te kort schiet. Het is alsof al de kracht van de Almachtige Liefde zich onmiddellijk in beweging zet om u te redden, zoodra gij met nadruk verklaart dat gij één zijt met den Vader. En wanneer Hij voor u opkomt, dan hebt gij niet alleen geen uiterlijke hulpmiddelen meer noodig, maar gij kunt 't den dichter van de psalmen van ganscher harte nazeggen: „Ik heb de begeerten mijns harten. Gij doet uwe hand open, en verzadigt al wat daar leeft."

30. In werkelijkheid is God eeuwig doende om ons nader te komen en meer van zich zelf (Al-goed) in ons uit te storten. Evenals het omdraaien van een knopje, de lamp in contact brengt met een electrischen stroom, en de kamer doet baden in licht, zoo moeten we ons voorstellen dat de op een vast geloof berustende en met overtuiging uitgesproken bevestiging, ons onmiddellijk in verbinding stelt met den toevoer van Gods onuitpurtelijken voorraad en macht. Allen die in rustige verzekerheid van hun eenheid met God, door een positieve bevestiging, deze wonderbaarlijke macht in werking hebben gesteld, kennen bij ondervinding het gevoel van volkomen ontspanning en overgave, dat dan over hen komt. Het heeft zieken genezen, vreugde gebracht in plaats van rouw, deuren van gevangenissen geopend, en dat alles zonder eenige krachtsinspanning of hulp.

32. Versta mij wel, gij zijt niet aan een bepaalde formule gebonden. Het eenige waar het op aankomt, is dat gij nadrukkelijk het bestaan van „kwaad" ontkent, en dat gij daarentegen met volle overtuiging en kracht bevestigt dat er niets anders is dan „goed."

Mij is persoonlijk een geval bekend van een onschuldig veroordeelde, die vijf jaar lang, door een reeks van intriges en bedrog, uit zijn huis en land verdreven was. Vijf jaar lang hadden rechtsgeleerden te vergeefs alles in het werk gesteld om de waarheid aan het licht te brengen, en den man uit zijn ballingschap te bevrijden, doch eerst nadat hij zelf den zin had leeren verstaan der woorden: „God is uw rotssteen en uw heil," en zich geheel aan Hem overgegeven had, werden alle deuren wijd voor hem geopend, en keerde hij in den schoot van zijn gezin terug zonder dat daartoe van menschelijke zijde eenigerlei moeite werd gedaan.

34. Wij kunnen geen bepaalde voorschriften geven voor het gebruik van de ontkenningen en bevestigingen, want dit is geheel afhankelijk van den aard en den gemoedstoestand der menschen. De een zal b.v. meer baat vinden bij het ontkennen van kwaad, terwijl de ander daarentegen weer meer noodig heeft om het goede te bevestigen. Laat mij trachten u enkele aanwijzingen te doen, die u dit nog wat duidelijker zullen maken.

35. Door een „ontkenning" wisschen wij verkeerde gedachten uit en zuiveren wij ons denken. Het positieve erkennen en bevestigen van het goede daarentegen, bouwt op en geeft kracht, moed en vertrouwen. Menschen die niet gemakkelijk vergeten, en die geneigd zijn om te blijven stilstaan bij de pijn, 't verdriet en de bezwaren van vroeger en nu, moeten lee-ren om de werkelijkheid van dit alles standvastig te ontkennen. Zij zullen dan alle geleden ellende zoo volkomen uit de herinnering wisschen, dat deze hun ten slotte niets meer is dan een booze droom uit lang vervlogen dagen.

Ontkenningen komen in 't bijzonder menschen ten goede die hard in hun oordeel, onverdraagzaam en prikkelbaar zijn, — aan hen die door voorspoed verwend, uitsluitend op eigen kracht vertrouwen, en aan dezulken die zich zelf zoeken, en steeds op persoonlijk voordeel bedacht zijn.

36. Daarentegen zijn „bevestigingen" bovenal aan te bevelen voor menschen die te bescheiden of meegaand zijn of te weinig zelfvertrouwen hebben, voor de vreesachtigen, de wijfelmoedigen en voor degenen die onder een te groote verantwoordelijkheid gebukt gaan. In 't kort, allen die geen sterk uitgesproken karakter hebben en passief van aanleg zijn, moeten zich in 't bijzonder toeleggen op 't erkennen en bekrachtigen van „goed," terwijl eigengerechtige en weinig vergevingsgezinde naturen zich voornamenlijk hebben te oefenen in het ontkennen van „kwaad."

37. Ontken alle bestaan van „kwaad," maar erken, bevestig „goed" als 't eenige wat eeuwig waar is. Ontken zwakheid, erken en bevestig kracht. Ontken eiken ongewenschten toestand, erken en bevestig al het „goede" dat gij begeert. Dat is 't wat Jezus bedoelde, toen hij zeide: „Daarom zeg ik u, alle dingen die gij biddende begeert, gelooft dat gij ze ontvangen zult en zij zullen u geworden." Het geeft eene verklaring van de belofte: „Alle plaats waar uw voetzool op treedt, (waar gij flink en stevig op staat) zal uwe zijn."

38. Oefen u in stilte in het gebruik van deze ontkenningen en bevestigingen: op straat, in den tram, terwijl gij 's nachts wakker ligt, of waar ook, en het zal u een nieuwe, en tot nog toe ongekende heerschappij geven over u zelf en over al wat u omringt. Komt er soms een oogenblik, waarin gij niet recht weet hoe te handelen, keer dan tot u zelf in en zeg met nadruk: „God in mij is Oneindige Wijsheid; ik weet daarom precies wat ik doen moet."

„Want ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken, noch wederstaan allen die zich tegen u zetten." Maak u niet angstig of zenuwachtig, maar vertrouw op de Waarheid.

39. Zoo zal de Waarheid ten slotte alle levensproblemen oplossen, — van welken aard deze ook mogen zijn —, ons, Gods kinderen, van knellende banden bevrijden en louter „goed" in onze levens brengen, wanneer wij deze eenvoudige voorschriften niet alleen slechts aannemen, doch tevens niet ophouden met ze toe te passen totdat wij er in het volle besef onzer eigen goddelijkheid, niet meer afhankelijk van zullen zijn.

________________________
arrow-left arrow-right